Weet jij eigenlijk hoe jouw collega’s ruiken?

Wanneer Nederlanders het hebben over lichamelijk werk, dan bedoelen ze vaak werk waar het lichaam expliciet belast wordt. Een straat leggen, dakdekken, of professioneel voetballen. Een begrijpelijke associatie, maar te simpel. Iedere baan is namelijk lichamelijk. 

De hele dag voor een computer werken is zeer zeker lichamelijk. Het intrigerende voorbeeld van Emma, de op YouTube te bezichtigen belichaming van ons huidige werkgedrag, is absoluut confronterend. Veel Nederlanders zitten nagenoeg de hele dag, drinken veel koffie, ervaren stress en komen aan het einde van de dag thuis om dan snel op de bank te ploffen. 

Maar er is meer te zeggen over lichamelijkheid dan een ongezond of gezond categorisering. Werk wordt namelijk ook inhoudelijk gevormd door lichamelijkheid: een baan heeft lichamelijke componenten die de baan maken tot wat die is. Zelf werk ik aan twee verschillende universiteiten en dat zijn misschien wel de plekken waar lichamelijkheid het meest genegeerd en dus gemarginaliseerd wordt. Dat de inhoud van mijn werk wel degelijk lichamelijk is werd mij extra duidelijk tijdens de lockdowns. Periodes waarin ik, net als veel andere Nederlanders, thuis werkte. 

Er zijn twee dimensie van lichamelijkheid te onderscheiden hier. Ten eerste, de manieren waarop het lichaam bewust of onbewust een rol speelt in ons werk. Het vele zitten en de consequenties daarvan bijvoorbeeld. De geweldige ervaring van goede koffie in de ochtend (of het ontbreken daarvan…). Er zijn voorbeelden genoeg. 

Maar de lichamelijkheid van werk komt ook terug in hoe wij ons werk zien (letterlijk) en op andere manieren waarnemen. Nu ik erover nadenk weet ik van best wat collega’s hoe zij ruiken. Ik herken hun stem en ik weet ook gelijk wanneer hun stem afwijkt, bijvoorbeeld als ze moe zijn of als er iets is. Maar ik kan ook vaak goed bepalen of een collega haast heeft, druk is, of in voor een gesprekje over niets. Geen idee hoe ik dat precies observeer, maar lichamelijk is het zeker.

Typerend is dat ik mijn tijdens de lockdowns mijn werk echt minder leuk vond. Het grootste probleem was dat mijn collega’s opeens waanzinnig efficiënt waren. Ik zag een ongekende discipline, waar helaas een prijs voor werd betaald: minder sprankjes in de ogen. Veel minder gelach. Geen informele praatjes en als die wel plaatsvonden, waren ze geforceerd. Ik had vooral collega’s die super doelgericht aan het werk waren. Vaak waren er op de achtergrond partners, kinderen of kluswerkzaamheden te zien of te horen, waardoor mijn collega’s continu aangemoedigd werden om toch vooral efficiënt te zijn. Anders konden ze namelijk beter iets met die partners, kinderen of klussen gaan doen.

Ik heb collega’s horen beweren dat de lockdowns voor ons, academici, niet zo gek veel uitmaken, omdat we toch vooral lezen en schrijven. Sommige van hen vonden de lockdowns zelfs wel handig, omdat het hun veel reistijd bespaarde. Voor mij ligt dit dus totaal anders. En eigenlijk maak ik mij wel een beetje zorgen om het verschil in ervaring… Het komt er namelijk op neer dat zij een behoorlijk ander beeld hebben van wat voor werk we doen. Zij hebben vast geen idee hoe ik ruik…

Jelle wiering

Over Jelle Wiering

Dr. Jelle Wiering is cultureel antropoloog en werkt als postdoctoraal onderzoeker aan de universiteit van Groningen en docent culturele antropologie aan de universiteit van Utrecht. Zijn onderzoek richt zich op werk en betekenis. Waarom werken mensen? Wat beweegt ze om te kiezen voor het werk dat ze doen? Hoe komen zingevingsvragen tot uiting op de arbeidsvloer en hoe spelen partijen daarop in?